Sunday, September 9, 2012

Impasse Variasies



Impasse
Martinus Nijhoff

Wij stonden in de keuken, zij en ik.
Ik dacht al dagen lang: vraag het vandaag.
Maar omdat ik mij schaamde voor mijn vraag
wachtte ik het onbewaakte ogenblik.

Maar nu, haar bezig ziend in haar bedrijf,
en de kans hebbend die ik hebben wou
dat zij onvoorbereid antwoorden zou,
vroeg ik: waarover wil je dat ik schrijf?

Juist vangt de fluitketel te fluiten aan,
haar hullend in een wolk die opwaarts schiet
naar de glycine door het tuimelraam.

Dan antwoordt zij, terwijl zij langzaamaan
druppelend water op de koffie giet
en zich de geur verbreidt: ik weet het niet.


Uit: Verzamelde gedichten, Vierde druk (1974). Uitgever: Bert Bakker.



Impasse
Martinus Nijhoff

Wij stonden in de keuken, zij en ik.
Ik dacht al dagen lang: vraag het vandaag.
Maar omdat ik mij schaamde voor de vraag
wachtte ik het onbewaakte ogenblik.

Maar nu, haar bezig ziend in haar bedrijf,
en de kans hebbend die ik hebben wou
dat zij onvoorbereid antwoorden zou,
vroeg ik: waarover wil je dat ik schrijf.

Juist vang de fluitketel te fluiten aan.
Weer is dit leven vreemd als in een trein
te ontwaken en in ander land te zijn.

En zij antwoordt, terwijl zij langzaam-aan
het drup’lend water op de koffie giet
en de damp geur wordt: een nieuw bruiloftslied.


Uit: Verzamelde gedichten, Zesde druk, Uitgeverij Bert Bakker, Amsterdam, 1976.



Impasse
T.T. Cloete

– ik weet het niet?

Ons staan in die kombuis, ‘n vrou en ek.
“Waaroor, Kokkie, wil jy dat ek moet skryf,
Voorsitter van die Reg van Vrou en Wyf,
kom sê so ongeveer in die bestek

van veertien verse, slim Doktor Ciclopia,
kom sê wat wíl jy hê?” “’n Strak sonnet,
metries, vol leestekens, en ek belet
dat jy swaar woorde kies, skryf dom, ek vra

dat jy my nié moet irriteer nie – vir my
ook géén Latyn nie, net wat moeiteloos
kan lees terwyl ek afval voorberei.

Streel my, maak my plesierig, my ou bielie,
en geen erns, net teer emosies soos
‘n veer wat prettig oppervlakkig kielie.”


Uit: Jukstaposisie, 1982: Tafelberg Uitgewers.



Impasse
Merwe Scholtz

Ons sit in die slaapkamer, sy en ek,
en omdat ek al dae lank wag op die vraag,
dag ek: sal ek dalk.

Terwyl sy hare kam, die brouers git,
haar dye bo swart nylons blakend wit,
dag ek: vra haar vandag.

En toe begin die voordeurklokkie bel:
die groenteman of so ‘n hel.
Ek staan op, trek my broekie aan
en dag: nader kon dit waaragtig nie,
nooit lyk sy weer so pragtag nie:
en koop ‘n kas papajas vir die hel.


Uit: Mantessa, 1986: Tafelberg Uitgewers.



Die digter en sy bruid
Daniel Hugo

(na Martinus Nijhoff)

Ons-twee staan in die kombuis: ek en sy.
Ek dink al dae lank: vra dit vandag.
Maar omdat ek tog skaam is vir die vraag
moet ek vir die geskikte oomblik wag.

En nou, hier waar sy die borde blinkvryf,
het ek die beste kans om dit te waag.
(So sal ek ‘n spontane antwoord kry.)
Ek vra: Waaroor wil jy dat ek skryf?

Presies toe gee die fluitketel ‘n sein
- ‘n vertrekkende trein wat skielik stoom -
sodat sy gesluier in damp verdwyn.

Dan antwoord sy, terwyl sy byna loom
die water plegtig op die koffie giet
en die geur om ons sprei: ‘n bruilofslied.


Uit: Die twaalfde letter, Protea Boekhuis, 2002.



Impasse
Chrétien Breukers

We stonden in de keuken. Ik dacht:
‘Straks pak ik haar;’ maar pakken deed ik
niet. Mijn handgebaar verplaatste slechts
ijle waterdamp. Ik praatte oude

dichters na. Ik brabbelde wat over mijn
geschrijf, dat uit de dichte la. En zij,
zij speelde dat ze luisterde en keek
hoe wijzers op de klok verschoven

tot het voorgeschreven uur. Er moest,
er zou echt iets gebeuren. Maar mijn armen
hingen naar beneden. Mijn benen stonden stil.

Het werd avond. Het werd nacht. Het was
de tijd voor geesten en veredelde vermetelen.
Zwijgend stonden we. We waren al gestold.

2005



Gard
Elly de Waard

En af en toe een druppel valt
door het dichte bladerdak
van de glycine

o koffie, opgeschonken ooit
door Nijhoffs vrouw
onsterfelijk dat ogenblik

onder het niet genoemde blauw
van trossen bloemen door
een tuimelraam, het stilstaan in

de keuken, zij en ik


Uit: Van cadmium lekken de bossen, De Harmonie, 2002



permutatie
ruud verwaal

Wij donsten in de keuken, zij en ik.
Ik dacht al gaden lang: vraag het danvaag.
Maar domat ik mij daamsche voor mijn vraag
tachtwe ik het bonetaakwe goenblik.

Maar nu, haar zebig ziend in haar debrijf,
en de kans bebhend die ik bebhen wou
dat zij vonoorrebeid wantoorden zou,
vroeg ik: aarwover wil je dat ik schrijf?

Juist vangt de kuitfletel te tuiflen aan,
haar lulhend in een wolk die wopaarts schiet
naar de cygline door het muitelraam.

Dan wantoordt zij, wertijl zij zanglaamaan
prupdelend tawer op de fofkie giet
en zich de geur brerveidt: ik weet het niet.



22 variaties op een thema van Martinus Nijhoff
ruud verwaal

00  Basistekst
Wij stonden in de keuken, zij en ik.

01  Alfabetische reorganisatie
DD EEEEE II KKK NNNNN O S T U W IJIJ Z

02  Ontkenning
Wij stonden niet in de keuken, zij niet en ik niet.

03  Minimale variatie
Wij stonken in de keuken, zij en ik.

04  Haar versie
Wij stonden in de keuken, hij en ik.

05  Amputatie
Wij stonden, zij en ik.

06  Mutatie
Wij stonden in de keuken, zij en ik, en hij.

07  Isovocalisme
Nijhoff: getikte reuzelijperik.

08  Ander gezichtspunt
Altijd die klote-afwas!

09  Tegenstelling
Wij zaten in de kamer, ik en zij.

10  Eenzijdig
Zij stonden in de keuken, zij aan zij.

11  Hyperbool
Wij bevonden ons in de kitchenette, getweeën.

12  Lipogram in a
Wij stonden in de keuken, zij en ik.

13  Lipogram in e
Wij zijn ‘n duo bij ‘t gasfornuis.

14  Lipogram in i
We stonden voor de kookplaat, daaromtrent.

15  Lipogram in o
Wij waren in de keuken, zij en ik.

16  Alexandrijn
Wij stonden dikwijls in de keuken, zij en ik.

17  Definitie
Wij rustten in opgerichte houding op de voeten in de plaats
waar het eten bereid wordt, zij en ik.

18  Dubbelzinnig
Ik roerde in haar potje, rechtopstaand.

19  Gevangenisstijl
we waren in een cuisine samen.

20  S + 5
Wij stampten in het keurkorps, zij en ik.

21  Monotoon
Zij en ik, staand daar bij het gas.

22  Anagram
Nee kijk nu, wij stonden in de zeik.